Mechelen doorheen de tijd
Mechelen is gegroeid uit twee kernen. In de negende eeuw was er een woonkern in de buurt van de huidige Korenmarkt en de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk. Mogelijk was dit een portus (handelsnederzetting). Op hetzelfde ogenblik groeide er een religieuze kern waar nu de Sint-Romboutskathedraal staat. Mogelijk bevond zich daar eerst de fameuze Sint-Romboutsabdij. In ieder geval staat het vast dat deze kern bloeide dankzij de pelgrimage naar de relieken van de heilige Rumoldus.
In de loop van de dertiende en het begin van de veertiende eeuw smeedden de heren van Mechelen, de Berthouts, de verschillende groeipolen aaneen tot een bloeiende handelsstad. Het Schepenhuis dateert uit die periode. Daarmee is het één van de oudste stenen stadhuizen van Vlaanderen. Rond 1300 telde de stad vermoedelijk al zo'n tienduizend inwoners. Hiermee behoorde ze tot de middelgrote steden van de Nederlanden.
Door haar ligging en economische welvaart lieten machtige buren hun begerig oog op de stad vallen: de prins-bisschop van Luik, de hertog van Brabant, de graaf van Vlaanderen... Mechelen slaagde er echter in om haar zelfstandige positie te behouden. Meer nog dankzij haar centrale ligging en neutrale positie tussen de grote vorstendommen in groeide de stad op verschillende domeinen uit tot het centrum van de Nederlanden.
Op juridisch vlak had je de Grote Raad (aanvankelijk in 1473 gesticht onder de naam Parlement van Mechelen). Dit was vanaf 1504 tot aan het einde van het ancien régime het hoogste gerechtshof van de Nederlanden. Aan het begin van de zestiende eeuw, onder landvoogdes Margareta van Oostenrijk, vormde de Dijlestad ook het politieke centrum van onze gewesten. Haar hof was een belangrijk verspreidingspunt van de renaissance en het humanisme. In 1530 verhuisde het hof echter naar Brussel. Niet getreurd want enige tijd later (1559) maakte Filips II van Mechelen de zetel van een aartsbisdom. Dit blijft tot op de huidige dag zo.
Mechelen is eeuwenlang een belangrijk productiecentrum van luxegoederen geweest. In de middeleeuwen ging het om laken. In de nieuwe tijd raakte Mechelen beroemd omwille van het goudleer, kant, albasten, kanonnen, klokken en meubels. De Mechelse meubelnijverheid bleef trouwens tot diep in de twintigste eeuw een belangrijke bron van tewerkstelling.
Ondertussen had de industrialisering haar intrede gedaan in de stad. Een belangrijke rol was daarbij weggelegd voor de trein. De wet van 1 mei 1834 maakte van Mechelen het middelpunt van het toen nog uit te bouwen spoorwegennet van ons land. Op 5 mei 1835 reed de eerste trein op het Europese vasteland tussen Brussel en Mechelen.
Tijdens de beide wereldoorlogen had de stad zwaar te lijden onder de bombardementen. Eén en ander droeg ook bij tot de grote stedenbouwkundige veranderingen die Mechelen tijdens de fifties onderging. Vandaag is de Dijlestad een dynamische centrumstad met een bloeiend economisch en cultureel leven.