Erfgoeddag 2023: Beestige Charters
Wist je dat charters of oorkonden volledig 'beestig' zijn? Je ontdekt er alles over in het Stadsarchief Mechelen tijdens Erfgoeddag!
Beestige Charters
Een expo over het dier in het document
Charters zijn beestig omdat ze geschreven werden op perkament. Dat is een dun papierachtig materiaal, gemaakt van huid van kalveren, koeien, geiten of schapen. Maar er is nog meer beestig aan zo'n charter! Aan dat perkament hangen namelijk vaak een of meerdere zegels en die werden meestal vervaardigd uit bijenwas. Zelfs de zwarte en rode inkt waarmee de oorkonde werd geschreven - met de ganzenveer! - is een deels dierlijk product, te danken aan de tussenkomst van galwespen en schildluizen. En dan hadden we het nog niet over de inhoud van die charters en zegels. Wist je dat er op zo'n middeleeuwse zegel vaak paarden werden afgebeeld? Logisch misschien, want wat stelt een ridder immers voor zonder zijn trouw strijdros?
Tijdens Erfgoeddag ontdek je verschillende unieke charters van dichtbij. Daarnaast vertonen we een beestige documentaire over deze documenten, halen we enkele topstukken uit onze kluizen én kan je je zelfs wagen aan een kalligrafisch experiment met ijzergalinkt en ganzenveren!
Help, wat is een charter?!
Een charter, soms ook wel oorkonde genoemd, is een op perkament geschreven akte. Charters zijn vrijwel altijd voorzien van een of meerdere zegels, afkomstig van de personen die de overeenkomst hebben gesloten. De overeenkomst kon gaan over bijvoorbeeld geld, goederen of rechten. De oorkonde, bekrachtigd door de zegels, diende als schriftelijk bewijsstuk. In het verleden werden alle belangrijke zaken in dergelijke aktes vastgelegd, vergelijk het vandaag met bijvoorbeeld een notariële akte waarbij de zegels dan vervangen zijn door handtekeningen, en perkament door papier.
PERKAMENT
dier: geit, schaap, koe, kalf
Het woord perkament is afkomstig van de oude stad Pergamum, het huidige Bergama in Turkije, waar het maakproces voor perkament verbeterd werd. Het oudste document komt echter uit Egypte en is van het jaar 2700 voor onze tijdrekening.
Perkament is gemaakt van geprepareerd dierenvel. De bladen van een middeleeuws handschrift zijn meestal gemaakt van geiten-, schapen- of kalfshuid. Kalfshuid leverde de beste kwaliteit. De huid wordt geselecteerd op homogeniteit van oppervlakte, dikte en dichtheid. Hierbij speelt ook de soepelheid, het natuurlijke karakter en de weerstand van de huid een rol. Anders dan bij leder worden de dierenhuiden voor perkament niet gelooid. Dit maakt dat perkament dus lichter en minder soepel is. De vleeszijde van perkament is bovendien vaak witter en zachter dan de haarzijde. De huid wordt eerst gewassen en gespoeld en alle haarstoppels en vleesresten verwijderd, waarna de huid acht dagen in kalkwater geweekt wordt. De haren worden afgeschraapt en de vleeskant verder schoongemaakt. Daarna wordt de huid nog eens acht dagen in kalkwater geweekt en de resterende huidstoffen verwijderd. Dit maakt dat de huid soepel wordt. Vervolgens wordt ze met pinnen op een houten kader gespannen om te drogen. Het intussen gedroogde vel wordt aan weerszijden afgeschraapt met een sikkelvormig mes. Om een glad en homogeen perkament te verkrijgen wordt de gespannen huid gladgeschuurd met een puimsteen en daarna met krijt gewit. Eenmaal droog, spreken we van perkament.
INKT
dier: galwesp en schildluis
Zwarte (ijzergallus)inkt
De galnoot groeit op de bladeren en eindknoppen van de eik wanneer de eikengalwesp er haar eitjes legt. Met haar hoog tanninegehalte vormt de galnoot het basisingrediënt van de ijzergallusinkt. Officiële documentatie werd standaard in deze glanzende en onuitwisbare inkt neergepend, met de bedoeling een eeuwigheid mee te gaan.
Rode inkt
Rood pigment werd voornamelijk gewonnen uit kleine vrouwelijke rupsen, kermesschildluizen of cochenilleluizen. De gedroogde cochenilleluizen – en de bijhorende kleur – waren afkomstig uit Mexico en werden in 1523 voor het eerst in Spanje geïntroduceerd. De Azteken behielden echter het monopolie op de kweek van de luizen, terwijl de Spanjaarden als tussenpersoon werkten in de verspreiding ervan en de bron geheim hielden. Het rijke 'Azteekse rood' kende een populariteit die alle andere rode pigmenten oversteeg en dat van de vroege 16e eeuw tot de late 18e eeuw zou blijven doen. Tegen eind 19de eeuw verplaatste het productiecentrum zich naar Europa, specifiek de Canarische Eilanden. Vandaag wordt het product nog in kleine oplage geproduceerd, vooral om voedsel, drank en medicijnen te kleuren. Het staat bekend als karmijnrood.
De kermesschildluis was een insect dat leefde op steeneiken langs de Oost-Mediterraanse kust en in het westen van het Midden-Oosten. Het was het meest gebruikte insect om scharlakenrood pigment te produceren vóór de introductie van de cochenilleluis door de Spanjaarden. In de middeleeuwen werd het vermiculatum genoemd, ofte kleine worm, omdat men dacht dat het insect afkomstig was van een worm. Daar is ons woord vermiljoen van afgeleid, een rood-oranje pigment.
WASSEN ZEGELS
dier: bij
Zegels waren belangrijke onderdelen van een charter, aangezien ze het document tot een rechtsgeldig stuk maakten. De stempelzetter van dienst was altijd iemand met gezag of macht: een schout, een schepen, een baljuw, een graaf of zelfs een keizer. Een zegel bestond uit een afbeelding, waarop het ambt van de zegelaar symbolisch was afgebeeld en/of zijn wapen geplaatst was, en een randschrift met de naam van de gezagvoerder die de stempel zette. In de zegelkop van de zegelstempel was het sjabloon van de stempel uitgesneden. Deze werd in een klomp bijenwas gedrukt en liet zo een afdruk achter in verhoogd reliëf. De bijenwas werd meestal nog vermengd met hars. De oorspronkelijke was werd vaak gekleurd met groene, rode of witte pigmenten. Rood kwam van rode aarde, menie of vermiljoen en groen door vermenging met kopergroen.
Hoewel het gros van de gebruikte zegels uit was en hars gemaakt werden, bestonden er enkele uitzonderingen. Een handvol keizers in de 12e en 14e eeuw gebruikte bij gelegenheid gouden zegels. En eveneens de pauselijke kanselarij gebruikte andere zegels, namelijk loden, zogenaamde bullazegels.
GANZENVEER
dier: gans
De ganzenveer is het meest gebruikte schrijfinstrument. Door de dikte van de punt kan men dikkere pennentrekken afwisselen met dunnere, respectievelijk de op- en neerhalen van een letter. Vóór het schrijven worden lijnen getrokken. In de rand van het folio worden gaatjes geprikt die nadien worden verbonden. De tekst komt niet op de lijntjes maar ertussen. De tekst wordt meestal met zwarte inkt geschreven. Daarna worden titels van hoofdstukken, of rubrieken, in rode inkt toegevoegd.
Pas vanaf de 19e eeuw worden de ganzenveren vervangen door metalen kroontjespennen, en in de tweede helft door de vulpen. Halverwege de Tweede Wereldoorlog wordt de balpen geïntroduceerd.
KOMME
In de ‘komme’ of charterkast werden alle belangrijke stedelijke charters bewaard. Deze eikenhouten kluis werd met vier dubbele sloten gesloten en er waren dus acht sleutels nodig om ze te openen (bewaard door de burgemeester, schepenen, de oudste gezworene van de poorterij en de oudste gezworene van de dekenij). De man die trots poseert voor de kast is stadsarchivaris Victor Hermans (1820-1912).